Niets doen moeilijker dan vechten

De bekende schrijver Theo Thijssen werd op 1 augustus 1914 opgeroepen vanwege de mobilisatie in de Eerste Wereldoorlog. Samen met 300 andere soldaten was gelegerd op Fort bij Uithoorn.

Hij schreef brieven aan zijn uitgever over zijn leven als soldaat. Vooral het eeuwige wachten viel hem zwaar: “wat het werk betreft, ons fort is zowat gereed, en nu komt eigenlijk de beroerdste tijd: er is niets te doen dan wachten, wachten. Af en toe een militaire wandeling, maar weldra zijn we uitgewandeld; en voor ons artilleristen is oefenen met kanonnen ook niet langer dan vijf minuten uit te houden, omdat de behandeling van het moderne geschut zó allereenvoudigst is, dat de stomste pummel geen oefening nodig heeft.”

Thijssen beschouwt zijn mobilisatie als een “cursus in mensenkennis en maatschappij-kennis die ik iedere schoolmeester toewens”.  Zo komt hij tot andere inzichten over het soldatenbestaan: “In ‘t begin heb ik het dwaas gevonden, toen de lui zeiden en schreven: dat niets doen veel moeilijker is dan vechten; maar nu begin ik het te begrijpen”. 

In juni 1915 eindigt Thijssens mobilisatie. Meteen neemt hij het onderwijzerschap weer op zich. In 1923 komt zijn boek Kees de Jongen uit.

Bron: Fort bij Uithoorn: verveeld soldatenleven beschreven door Theo Thijssen. Jephta Dullaart, Oneindig Noord-Holland.

Fort

donder

stormend ontsprongen
de wervelkolommen
de schokkende monden
van de kanonnen

donder

de horizonnen
gaan onder

muren der sterren
gitzwarte vuren
kolen en tonder

en de toren
der zon

laaiende

ton

stort

onder

donder

fort


Hendrik Marsman, Verzamelde Gedichten, Amsterdam, Querido, 1951, p.28